Jonah Falke

Dagboek uit Oostende

Dag 8: Vertrek (slot) | 23 april 2024

Hoewel de lente haar intrede heeft gedaan, lijkt Oostende op doordeweekse dagen nog steeds verlaten. De wind en de temperatuur zijn niet bepaald uitnodigend, maar aan de blikken van de mensen kun je zien dat ze weten dat de zomer in aantocht is. Zoals alle appartementen hier zich naar de zee richten, zo doen de bewoners dat ook; het stadje draait net als de aarde om de zon. Alles wordt in gereedheid gebracht: terrassen en strandtenten worden opgebouwd, hotels ondergaan snel nog wat verbouwingen, straten worden aangepast, gaten gedicht, prijzen iets opgeschroefd, alles om de zomer hier jaar na jaar zo lang mogelijk te laten duren.

De afgelopen week verbleef ik in een appartement op de negende verdieping van een groot flatgebouw, dat als natuurlijk uitkijkt op de zee. Afgezien van een oudere heer en zijn blaffende metgezel op een verdieping lager, leek ik de enige bewoner. Aan het formaat van de hond zie je wie inwoner is en wie niet. Op het strand lopen mensen met grote honden, die als dwazen hun schaduw achterna rennen, bevrijd van hun kleine stadswoningen. Op straat zie je de kleine honden, met ernstige kraaloogjes. Zij spelen nooit, maar blaffen enkel om hun territorium af te bakenen.

Er werd me de afgelopen week in Oostende verweten enkel de bejaarden en honden te zien en geen oog te hebben voor de jongeren, voor het volle leven dat zich hier ook afspeelt. Ik had op zaterdag in de Langestraat moeten gaan kijken, zeiden ze. Misschien een volgende keer. 

De enige jongeren die ik wel zag, zaten gisteravond in de portiek van het appartement. Ik wurmde me langs twee jongens met vlasnorren en drie meisjes die driftig spraken en aan een vape lurkten. Ik graaide naar mijn sleutels en groette ze. Geen respons. Ze deden alsof ik niet bestond, hadden alleen oog voor elkaar. Het voorspel begint op straat, in de portiek, dan zijn passanten onwelkome passanten. Ik wens ook hun een mooie zomer. 

Al zittend op de bank van het appartement voelde het soms alsof ik weer terug was op het cruiseschip dat koers zette naar New York. Elf dagen lang zat ik daar, achter het raam bij de verwarming, met daarachter de zee. Het schip schuifelde zoals gezegd op de eerste nacht langs Oostende. Achterwaarts worden dingen soms duidelijk; ik denk dat ik toen gelukkig was, onderweg naar die stad. Het leek wel een gerucht op zee, want je verplaatst je zonder dat er iets verandert. Deze week verplaatste ik me niet en veranderde het uitzicht ook niet. Soms keek de zee terug en probeerde ik tevergeefs Amerika in de verte te zien liggen. Ik stuurde een berichtje naar de mensen die ik op die cruise had leren kennen, in onze Holland Amerika Lijn app-groep. De een was ergens in Amerika, de ander in Engeland. Er werden plannen gemaakt voor een nieuwe cruise, wellicht zouden we de Mississippi bevaren. 

Terwijl ik mijn koffer inpak, ruik ik het drama dat zich in Oostende heeft afgespeeld. Niet alles draait hier om de zonnige kant. Ik weet dan nog niet wat er is gebeurd maar ik ruik vuur. Wankelend als een blinde, zoekend naar houvast en hopend op zicht, loop ik door het appartement, maar dan is de geur alweer verdwenen. Later hoor ik dat er die ochtend brand was in de Vuurtorenbuurt. Vier mensen raakten gewond in een rijtjeshuis. De buurman vertelde dat de honden begonnen te blaffen en de straat op renden die vol rook hing. Je zou denken dat zoiets niet kan gebeuren op een plek waar zoveel water in de buurt is. Maar niets is minder waar. 

Daarna neem ik de trein naar Gent en vervolgens de bus naar Amsterdam. Morgen reis ik door naar het noorden, naar Drenthe. In Veenhuizen zal ik een bezoek brengen aan de gevangenis. In Veenhuizen is het bestaan van de zee niet meer dan een gerucht. Een dagje naar het strand, is er slechts een dagdroom. 

Dag 7: Presentatie | 22 april 2024

Een boekpresentatie heeft soms meer weg van een afscheidsceremonie dan van een viering. De sprekers zijn slecht te verstaan en alleen de ingewijden lijken echt geïnteresseerd, terwijl de rest geduldig wacht op het moment waarop de drank tevoorschijn komt. Maar dat is nooit het geval als Els Snick in de buurt is. Dode vogels weer laten zingen zou je misschien wel haar levenswerk kunnen noemen. 

Ter ere van het pas verschenen boek ‘Tussen de legers’ van Joseph Roth vond in de kelder van boekhandel Corman een gesprek plaats tussen vertaalster Els Snick en kunstenaar Koen Broucke onder leiding van Luc Lavaert. Het boek is een bundeling van Roths eerste journalistieke stukken. Roth ging op reportage in het conflictgebied van de Pools-Russische grensstreek, liep tussen Sovjettroepen en Poolse soldaten. Zag grenzen komen en gaan, waarbij desinformatie niets nieuws was en verwarring - toen ook al - alom vertegenwoordigd was. De ene mens wordt de dupe van beslissingen die elders in kantoren genomen worden, de ander door de toeval van het lot. Maar bloed vloeit nooit zomaar; het stroomt altijd ergens naartoe, naar beneden, en laat sporen van verminking achter. Hij zag hen door de straten van Lemberg strompelen, in een land dat tegenwoordig Oekraïne heet.

Tijdens het gesprek probeerden ze de jeugd van de schrijver en wie hij was geworden, te duiden. De jeugd van interviewer Lavaert bleef voor het publiek onbekend, maar ik wist dat de ouders van Snick een feestzaal runden. Als kind zag ze de mensen trouwen. Hoe het geluk er achter de schermen uitzag, als de rekening gepresenteerd werd, het bruidspaar weer zonder gasten was. Een jeugd als de achterkant van een spiegel. Broucke deelde met het publiek dat hij als kind speelde op voormalige slagvelden en later, als pacifistische historicus, promoveerde op datzelfde slagveld voordat hij ze begon te schilderen. Hij steekt weleens zijn vinger in een kogelgat in een oude boom om zichzelf tweehonderd jaar terug in de tijd te wanen. Dat soort ideeën komen alleen van iemand die ooit zelf een kind was.

De interviewer hintte dat het Joseph Roth Genootschap misschien toch ook wel het Joseph Roth Feestgezelschap genoemd kon worden. Dat komt waarschijnlijk doordat Snick nooit langer dan  strikt noodzakelijk ernstig is. Daar spreekt geen lichtzinnigheid uit, maar eerder het tegenovergestelde: omgekeerde zwaartekracht. Aan het einde van de presentatie, na het applaus, haalde Snick een fles jenever en twee borrelglaasjes tevoorschijn uit haar tas. Ze schonk in voor wie wilde en riep: ‘Kom, Jonah!’

Dag 6: Monnik | 21 april 2024

Het weekend geeft Oostende glans. De vergane glorie en al het beton springen op vrije dagen minder in het oog. De promenade stroomt vol vrolijke slenteraars, een enkeling neemt een duik in de zee, zandkastelen worden gebouwd en spoelen pas weg als de mensen weer thuis zijn. 

Om voor de verandering ook maar eens aan iets aan ‘het weekend’ te doen, kreeg ik tussen het ontbijt en diner, bezoek van een goede vriend. Hij is een monnik die ik al jaren ken en volg in zijn wonderlijke bestaan. Op een parkeerterrein aan de rand van Oostende kwam hij aanrijden. Hij is iemand die veel heeft nagedacht, zonder sluitende antwoorden te vinden. De laatste keer dat ik hem zag was zo’n half jaar geleden. Het vinden zou ook vandaag ondergeschikt zijn aan het zoeken. 

Hij is van origine Duits, woont in Leuven en doceert aan de universiteit in Nijmegen. Hij is als een levend drielandenpunt dat spreekt alsof hij gisteren pas het woord heeft ontdekt. Toch beweert hij altijd dat ik meer monnik ben dan hij. ‘Jij verplaatst je misschien nog meer, maar jij neemt je klooster altijd met je mee.’ Hij vroeg zich af hoelang ik dat vol zou houden. Ik had geen idee. Wellicht had Emmanuel Levinas gelijk toen hij zei dat je jezelf alleen door de ander kunt leren kennen.

Wat ik over het bestaan van de monnik kon zeggen, is dat de haast wat minder leek dan in voorgaande jaren. Wellicht was het ritme van het klooster eindelijk geïnternaliseerd. Of misschien was het de dood van zijn moeder. Of gewoon het wandelen aan zee, zonder doel, in het weekend? Ik heb eigenlijk een hekel aan psychologiseren. Vooral in het weekend. Duiden kan altijd nog. Vooralsnog geef ik de voorkeur aan een sokkel zonder inscriptie.

We spraken over religie, de universiteit, België, Nederland, Duitsland, en ook kwamen we tot de weinig verrassende conclusie dat wereldvrede nog even op zich zou laten wachten. We besloten ooit nog eens naar New York te gaan, de zee van de andere kant bekijken. Of wellicht om daar een klooster op te zetten; onder de hemel van New York kan veel. Bovendien moet een mens ook zijn ambities verleggen en zichzelf blijven uitdagen. 

We liepen langs de zee tot er geluncht moest worden. In een strandtent blafte een hond zo luid, dat mijn voorkeur tot pacifisme aanzienlijk slonk. Verderop zat een fragiele vrouw, ze was zo teer als een parkiet. Vriendelijk maar aanhoudend klaagde ze over de tocht, waarbij ze telkens een hand op haar oor legde. Onder deze hemel wordt de ene persoon bedreigd door wapens, de ander door tocht.

Halverwege de middag reed de monnik terug naar zijn klooster in Leuven. Net op tijd voor de kerkdienst. Hij reed naar een van de oudste universiteitssteden van Europa, de stad waar professor Georges Lemaître in 1931 de oerknaltheorie optekende en in 1927 inzag dat het heelal uitdijt. Ook dat gebeurde ergens tussen ontbijt en diner.

Dag 5: Klucht | 20 april 2024

Aangezien de wind de mensen naar binnen jaagt, neem ook ik plaats in Café Du Parc, aan een tafeltje in de hoek. Het marmeren interieur is een tikkeltje ouder dan de bezoekers, die allen al met pensioen lijken te zijn. In het gebutste marmer zou je ook het verval, Europa als openluchtmuseum kunnen zien, maar dat lijkt me wat fatalistisch. De Europese verkiezingen zijn in aantocht; een toekomst zonder garanties staat voor de deur. 

Een man komt binnen met zijn hond. Meteen jammert hij slecht geslapen te hebben, als een schoolziek kind ziet hij op tegen de dag. Hij staat te drentelen voor mijn tafel, ik zit op zijn plek; hij is beter geconditioneerd dan zijn hond. Met tegenzin neemt hij elders plaats, de stoelen ruw verschuivend alsof ze hem wat aangedaan hebben. De serveerster heeft een te kort been of loopt mank van te lange diensten. Ze haalt zonder te vragen een koffie en een krant voor hem. ‘Is De Morgen ook goed?’ Hij gromt, wordt behandeld als een vorst, wellicht is hij de eigenaar. Of iemand die last heeft van veel verbeelding. 

Het is een feit dat veel eigenaren in de hoek van hun etablissement zitten, temidden van administratie en overpeinzingen. Sommigen zuchten er, anderen tellen hun rijkdom. Deze man leek vergeten, in de tijd die verstreek als eigenaar, dat de klant koning is. De bron van zijn bestaansrecht. Wanneer een andere man naast de hond van de mogelijke eigenaar plaatsneemt, klinkt het zonder enige blik: ‘Als je je hand uitsteekt, bijt de hond. Ik waarschuw maar vast.’ Hij heeft het waakse chagrijn van zijn hond geërfd, en niet andersom. Samen met de hond kijkt hij naar het water dat uit de fontein voor de deur klotst. Als hij het weer iets kwalijk kon nemen, zou hij het doen.

Maar dan betreedt iemand de zaak die nog nooit een balans heeft opgemaakt, nooit meer heeft bezeten dan zijn eigen schaduw. Met onrustige maar vrolijke bolle rode ogen van de drank kijkt hij in het rond. Opgewekt schalt hij: ‘Mag ik plaatsnemen?’

‘Neen, u mag niet zitten,’ zegt de serveerster speels. 

‘Mag ik dan blijven staan?’

‘Dat mag.’ 

Als een militair slaat hij zijn hakken tegen elkaar en buigt voor het café. Het is alsof ze deze klucht dagelijks opvoeren. Zowel zijn olijke blik als het opvoeren van een klucht doen aan mijn grootmoeder denken. Zij begreep ook dat leven een weddenschap met de ouderdom is. Er zijn enkel variaties op de herhaling mogelijk in dit toneelstuk van middelmatige acteurs.

Dag 4: Solitaire zwervers | 19 april 2024

Tijdens een ochtendwandeling passeerde ik een hotel in Oostende, waar ooit een vrouw op een dubieuze manier aan haar einde kwam. Haar man, een politicus, werd verdacht van doodslag maar bij gebrek aan bewijs vrijgesproken. Het hotel onderging een naamsverandering en draagt nu de titel van een koning, in een poging de herinnering aan die geschiedenis te doen vervagen. 

Een stel dat de tragische nacht doorbracht in de aangrenzende kamer verbleef, nummer 601, meende eerst dat het tumult een scène uit het huwelijk was – wellicht een uitbarsting van passie – maar toen werd het onheilspellend stil. Een paar jaar geleden verbleef ik ook in het hotel. Normaal gesproken is de hotelkamer een aangenaam onbestemd gebied, waar je even zonder heden of verleden kunt zijn, maar in dit hotel was dat moeilijk. De betreffende kamer was geen hotelkamer meer, getransformeerd tot een opslagruimte.

Momenteel onderzoek ik ‘onbegrepen gedrag’ voor Vrij Nederland, voorheen bekend als 'verwarde personen', met andere woorden, de huidige stand van zaken in de psychiatrie. Voor het opengesticht blijkt niemand auditie te doen. Een uitnodiging komt vanzelf, of niet. Tot die tijd delen de gezonden en de onbegrepenen hetzelfde bed. Er zit iets duisters in ons bloed. Net als het hotel verliezen door dit onderzoek buurten, huizen en flats die ik anders argeloos zou passeren, hun onschuld. Afgelopen week stond ik in een flat in Amsterdam-Noord, net achter het Eye-museum, de ruimte vulde zich met geschreeuw en de dreiging van de dood was voelbaar. Politiewerk draait soms simpelweg om het voorkomen van de dood. Woningnood en een gebrek aan sociaal netwerk hielden dit paar in hun greep, samen in een huis.

Om mezelf ook wat lichtzinnigheid te gunnen maakte ik een strandwandeling. De zon scheen, de wind ging liggen, geluk schemerde aan de horizon terwijl ik fantaseerde over waar te gaan lunchen, tot een schel fluitsignaal mijn gedachten verstoorde. Als een dwaas draaide ik me om. Er was geen mens te bekennen behalve de fluitspeler, gehuld in een knaloranje hesje. Op het verlaten strand had ze pionnetjes geplaatst. Ik meende even dat hier ook sprake was van onbegrepen gedrag. Maar de vrouw was van het North Seal Team. In de verte kronkelde inderdaad een romp in het zand. ‘Zeehonden zijn even gevaarlijk als krokodillen. Mensen moeten uit de buurt blijven. Maar als daar een krokodil lag, zou ik hier niet staan,’ lachte ze. Ze stond er al twee uur, sinds twaalf uur en zou tot zonsondergang blijven. Soms staat ze er drie dagen, zonder te zitten, weer of geen weer. Constant moet er opgelet worden of er geen mens of hond in aantocht is. Een gebeten hond sterft doorgaans twee weken later. Een gebeten mens loopt het risico op hondsdolheid en een pijnlijke dood. De vrouw vertelde dat mensen de zeehonden de zee in willen duwen omdat ze daar zo alleen liggen. ‘Het zijn solitaire zwervers. Na drie weken worden ze door hun moeder verlaten. En dat is niet zielig.’ 

Zeehonden komen aan land om uit te rusten. Als ze door mensen de zee ingejaagd worden, spoelen ze soms dood weer aan. De term solitaire zwervers en haar werk trof me. Het bewijst maar weer eens dat je anderen hun eenzaamheid moet gunnen om ze niet de dood in te jagen. 

Een dag later staat de vrouw nog altijd alleen te waken op het verlaten strand. 

Dag 3: Utopia | 18 april 2024

In de nacht gloeien de lichten van passerende schepen op. Twee jaar terug dreef ik slapend langs Oostende, aan boord van een cruiseschip op weg naar New York. Tijdens het ontbijt bevonden we ons bij Calais. De kapitein - een aandoenlijke man, die het gigantische schip leidde maar ook oog hield voor kleinere zaken - bouwde op rustige dagen miniaturen van gevonden voorwerpen en ook  zag ik hem eens vogels voeren op het achterdek, midden op de Atlantische Oceaan. Toch sprak hij die ochtend in Calais alle passagiers toe via de knisperende intercom: 'Als jullie kleine boten zien, stoppen we niet.’

Op de dag van mijn aankomst in Oostende, signaleerde de politie enkele kilometers verderop, in Koksijde, een rubberboot met 38 migranten die de oversteek naar Engeland waagden. Afgelopen weekend probeerden twintig bootjes hetzelfde. Het is lente, langer licht vergroot overlevingskans. Bovendien veegt de politie in Parijs de straten schoon in voorbereiding op de Olympische Spelen. Ze verlieten de stad, gingen van Calais naar Koksijde. Deze overbeladen rubberboot kon de overtocht niet maken, dus week men uit naar de Belgische kust. Hulpdiensten in Oostende probeerden hen te overtuigen de onderneming te staken. Vijftien mensen gingen van boord in Oostduinkerke, de anderen niet. In een tram vol dagjesmensen werden de vijftien reizigers die aan een nieuw leven wilden beginnen onderschept. Bootjes die "St. Louis" als bijnaam kunnen dragen, varen nog steeds dagelijks uit. De St. Louis was een schip dat in 1929 probeerde te ontsnappen aan Duitsland, maar de toegang werd geweigerd in Cuba, de VS en Canada. Het schip dobberde maandenlang rond. 

Twee weken geleden was ik in Parijs en woonde een bijeenkomst bij in de Senaat. Het imposante gebouw kijkt trots uit over de Jardin du Luxembourg. De Senaat controleert het werk van de regering, maar kan deze niet omverwerpen. Toch deed alles in dat gebouw zijn best om macht uit te stralen: veel bewaking, dik tapijt, kroonluchters zo groot als kleine auto’s en het personeel leek geboren om de staat te dienen. 

Tijdens de bijeenkomst zat ik naast een medewerker van Utopia 56, een organisatie die zich inzet voor ontheemden zonder papieren. Al jarenlang bieden ze onderdak aan honderden mensen, zowel bij burgers thuis als in tenten op straat. De organisatie staat onder toezicht van de Franse staatsveiligheidsdienst. Toen een senator het woord nam sloeg de medewerker zijn armen over elkaar en glimlachte hopeloos. Het pak van de senator zat goed maar daar leek ook alles mee gezegd. In de Senaat werden diamanthandelaren, senatoren, modepauzen en mode studenten bijeengebracht om te discussiëren over een duurzame toekomst voor de kledingproductie en hoe daklozen te helpen. De filosofie was duidelijk: wie verandering wil, heeft zowel de overheid, de markt als de jeugd met frisse ideeën nodig. Die avond werd er overvloedig champagne geschonken in een bovenzaal van de Senaat.

Om terug te komen op Joseph Roth: in 1937 keerde hij terug naar Oostende voor nog een zomer, maar niemand zocht hem op. Het weer was guur, dus vertrok hij naar Parijs en nam zijn intrek in Hotel Tournon. Vandaag de dag heet het Café Tournon en bevindt het zich op slechts een steenworp afstand van de Senaat. Na een rusteloos bestaan viel Roth daar in 1939, in de schaduw van de Senaat, van zijn stoel op het terras.

Een paar dagen later werd hij begraven in een Parijse buitenwijk, tussen de armen. Op oude foto's van het graf staat een conifeer ter grootte van een laars. Als je nu kijkt, zie je een metershoge boom. Weer ligt hij in een slagschaduw. Tijdens zijn begrafenis vochten een rabbijn en een priester over zijn religieuze identiteit. Het zou hem ongetwijfeld een postume glimlach hebben bezorgd.

Een dag na de bijeenkomst in de Senaat stond ik in een slooppand om de hoek van Père-Lachaise. Vanaf het dak kan je het graf van Jim Morrison zien. Sommige doden krijgen meer bezoek en bloemen dan de levenden. Ik kreeg een rondleiding door het pand, waar families doorweekt binnendruppelden na een dag door de stad te hebben gelopen. Op de eerste twee etages zaten vrouwen en kinderen en enkele vaders in tenten. Op de bovenste etages zaten tientallen jongens die overdag de stad onveilig maakten en toeristen schrik aanjoegen, omdat ze geen cent hadden en niet mochten werken. De kinderen renden op sokken door de gangen. De medewerker zei: 'Als het goed gaat met de ouders, gaat het ook goed met de kinderen. Dat zorgt ervoor dat we doorgaan met dit werk.' De mensen begroetten ons vriendelijker dan menig bewoner van welk dorp of stad dan ook. Tegelijkertijd waren ze niet overdreven dankbaar. Gelukkig maar. Ik noemde de medewerker een ‘hulpverlener’, stellig zei hij: ‘Nee, we zijn geen hulpverleners. We zijn burgers. Dit is gewoon je plicht als burger.’ Liberté, égalité, fraternité in de praktijk. Naar schatting slapen er elke avond 15.000 minderjarigen op straat in Frankrijk. Het gros valt vroeg of laat in handen van criminelen en verdwijnt. De statistieken zijn onbetrouwbaar maar wat met zekerheid te zeggen is: ze worden verweesd door de staat, de Senaat, en onzichtbaarheid kent meerdere verdiepingen, kelders.

Na de rondleiding dronken we in Café Le Lelek. Geen champagne, maar bier uit grote glazen. De medewerker vertelde dat hij ging stoppen in Parijs en naar Calais zou gaan, waar Utopia 56 ook actief is en hulp biedt bij de oversteek naar Engeland. Op die straathoek groeide het vertrouwen in de mensheid net als het wantrouwen jegens de kwaadaardigheid van overheden. Alsof ze planten liever ondergronds laten groeien, hebben sommige doden een waardiger bestaan dan de levenden.

Volgende week maandag zal het Britse parlement stemmen over het wetsvoorstel om asielzoekers naar Rwanda te deporteren. Zij die illegaal het Verenigd binnenkomen – in rubberbootjes - krijgen een enkeltje Kigali. Het pak van premier Sunak zal goed zitten. Met belangstelling worden de ontwikkelingen gevolgd door andere Europese landen. Het plan is van belang voor de populariteit van de premier. Het eerste vliegtuig kan niet snel genoeg vertrekken. Sunak wil zijn populariteit herstellen. De Conservatieve Partij stevent af op een historische nederlaag bij de verkiezingen.

Dag 2: Miniatuur | 17 april 2024

Oostende is nog altijd een vriendelijke stad. Uit de trein loop je zo het perron af, de stad in, niet gehinderd door poortjes of conducteurs. Je ruikt meteen de zee, als het weerzien van een oude vriend. Het centrum straalt soms de grandeur uit van een grote stad, zij het in miniatuur. Er heerst een constante doorstroming van mensen die voornamelijk van elders komen en 's avonds weer vertrekken. Af en toe klinkt een enkele sirene, waardoor iedereen opkijkt. De stad heeft iets traags, ongevaarlijks, misschien omdat de oorspronkelijke bewoners vooral bejaarden met kleine hondjes zijn. Jeugdige haast of schoonheid lacht je enkel toe vanaf posters in etalages, of zomerse dagen op het strand, maar dat seizoen is nog niet aangebroken.

Mijn verblijf bevindt zich op de negende verdieping van een appartement aan de promenade, met uitzicht op zee. De reden dat ik jaren terug voor het eerst naar Oostende ging was om Els Snick te ontmoeten; een vertaalster die als een magiër het leven van schrijver Joseph Roth met een aanstekelijke opgewektheid levend houdt. En daar wilde ik haar voor bedanken. 

In 1936 verbleef Roth met een paar andere schrijvers, waaronder Stefan Zweig en Irmgard Keun, op drift in deze badplaats om een laatste zorgeloze zomer te beleven. Er zijn meerdere boeken over die zomer geschreven. Maar de oorlog kwam, onvermijdelijk als een zonsondergang. Alle schrijvers zijn gestorven en vandaag de dag is er nog maar weinig over van toen. Wel lijkt Oostende nog altijd een goed toevluchtsoord. Maar een snelle, slordige parallel trekken naar vandaag? Geschiedenislessen leren je zelden waarom iets gebeurt. De wereld hangt van ongelukkige toevalligheden aan elkaar.

Toch wordt ook nu weer gesproken over oorlog, zij het nog in abstracties en cijfers. Is dit hoe geschiedenis zich altijd voltrekt? Staat het in de coulissen ongezien te wachten om aan een nieuwe akte van ondergang te beginnen? Een hoge NAVO-admiraal, adviseerde laatst om alvast water, een radio (op batterijen) en een zaklamp in de kelder klaar te leggen. In kranten wordt gehamerd op het voldoen aan de 2% NAVO-norm van de Belgen (alleen de Luxemburgers staan te boek als grotere wanbetalers dan de Belgen). Men wijst naar de zee en ziet daarachter, in Amerika, al een volgend termijn van Donald Trump opdoemen. Nationalisten wijzen liever naar te dure boodschappen om de hoek. In de Standaard schreef Peter De Lobel: ‘Na het einde van de Koude Oorlog ging het bergaf, en begon men te teren op het vredesdividend, zeg maar het bedrag dat je kon uitsparen op defensie omdat er vrede was. Dat dividend is nu op.’

Het is verkiezingsjaar in België. Investeren in wapens die je nooit hoopt te gebruiken is weinig aanlokkelijk campagnemateriaal. In de peilingen voor de federale verkiezingen staat Vlaams Belang op kop, Bart de Wever blijft immer populair terwijl in Wallonië juist de communisten het grootst zijn. Als de extremen terrein winnen en het politieke midden de mensen verveelt, roert de wereld zich. Bestuurlijke chaos gegarandeerd? Misschien toch een klein beetje Weimar? Met als groot verschil dat men toen een democratie probeerde overeind te houden, terwijl sommigen het nu lijken te willen afbreken 'door de stem aan het volk terug te geven.' Een onverenigbaar land als België besturen, zonder dat er oorlog uitbreekt; je zou kunnen zeggen dat de democratie hier opperbest werkt. Dat deze precies doet waarvoor ze bedacht is.

Toch hoef je je met dergelijke dingen niet bezig te houden in Oostende als de zon schijnt. Iedere tijd zou je post-oorlogstijd kunnen noemen, en alleen daarom al zou ieder mens zijn eigen vlucht gegund moeten worden. Heden ten dage lijkt deze stad vooral een goed toevluchtsoord om een affaire te beginnen of te beëindigen, je oude dag door te brengen, het leven nog even uit te stellen, om vis te eten. 

De volgende ochtend keert het tij. Regen, wind, code-geel, vegen de straten leeg. Alle voetstappen op het strand worden uitgewist. Geen mens laat zich nog zien op de boulevard, op twee mannen na die achter weggewaaid terrasmeubilair aanrennen. Ook de hondjes zitten binnen te wachten. Ze zouden nog wegwaaien. Het is wachten op de eerste mens die straks weer de promenade betreedt. Als de wind wat gaat liggen, verschijnt er een vuilnisman. Ergens verbaast het me totaal niet dat de eerste mens een vuilnisman is. 

Dag 1: Disneyland | 16 april 2024

Na een paar uur slaap sta ik op het busstation in Amsterdam-Sloterdijk naast een betonnen pilaar met de tekst: ‘Sloterdijk is Disneyland.’ De ironie wil dat er al meerdere honden tegen de paal hebben gepist. Het is wachten op de bus richting Parijs. Verderop staan fietsen die nooit meer opgehaald zullen worden. Altijd hangt op busstations dezelfde tragiek in de lucht: mensen die ergens moeten zijn maar er geen geldig kaartje voor hebben. Eens zag ik op Antwerpen-Centraal een buschauffeur zelf het verschil bijleggen voor een huilende vrouw. Daarna zong de chauffeur - tot vervelens toe - liedjes door de microfoon in de bus.  

De chauffeur van vandaag is geen zanger, heeft haast en geen kleingeld over. Ouders die hun kroost uitzwaaien? Dat doen ze maar in hun eigen tijd. Bejaarden die de moderniteit niet volgen en met uitgeprinte buskaartjes hoopvol op hem afstappen? Ze zijn te laat, staan op de verkeerde plek in het universum en hij kan niet toveren. Ontzet druipen ze af. Als slappe zakdoeken hangen de kaartjes in hun hand. 

De bus verlaat Sloterdijk en passeert flatjes langs de snelweg in Amsterdam-West waar ik ooit eens kwam. Ik zie dat de geplande renovatie nog steeds is uitgesteld, de flats zouden destijds al gesloopt worden. Intussen wonen de mensen in beschimmelde huizen, omringd met verkleurd behang. Daarna zijn er weilanden waar nog een paar omgekeerde Nederlandse vlaggen staan. Gerafeld, verwaaid, kapot, vergeten weg te halen, want de onvrede heeft zich al in zetels uitbetaald.

Tijdens een korte stop op een tankstation in Brabant keert een passagier niet terug. De chauffeur wacht getergd een paar minuten, neemt tot mijn verbazing een vlug kijkje in het tankstation, maar draait dan toch aarzelend het parkeerterrein af. Een laatste keer kijkt hij in zijn spiegels en dan geeft hij gas. De tas van de vrouw ligt nog op de stoel maar daar bekommert geen mens zich nog over. 

Mijn humeur klaart op als we de grens overgaan. Aan de andere kant blijkt het makkelijker te zien dat het al lente is. Alles is er aangenaam rommelig, minder gearrangeerd, zoals ook de zomer op een ondoorgrondelijk manier ontstaat.  

Voor station Sint-Pieters in Gent vraagt een vrouw vanachter een volgepakte rollator de weg. Ze lijkt net ontslagen uit het ziekenhuis, of is er zelf weglopen. Ze heeft een brace om haar nek, verband om haar polsen en wonden van injecties op haar armen. Naast haar staat een zwijgende man in een regenjas. Nadat ik ze op goed geluk de weg wijs, bedankt de vrouw me met fonkelende ogen, de man slaat een kruisteken. Ik kijk naar de hemel of daar iets te zien valt. 

Ik zie niets daarboven maar even later voltrekt zich wel een klein wonder voor mijn neus. Verderop, in een bomvolle broodjeszaak, helpt een meisje een blinde man - hand in hand schuifelend - naar een tafeltje aan het raam. Later brengt ze zijn hand naar de koffiebeker en dan verdwijnt ze weer. Zonder haar te zien kijkt de man haar na alsof engelen bestaan. Het is tot daaraan toe. Het ware wonder lijkt me: hoe is die man zelfstandig hierheen gekomen? 

Een kwartier later stap ik in een trein die naar de zee rijdt. De zee verschaft je geen antwoorden maar wekt wél het idee wijs te zijn. Ik denk dat de zee daar zijn grote succes aan te danken heeft. 

Proloog | 15 april 2024

Ieder jaar probeer ik een paar dagen in Oostende door te brengen. Ook de ongelovige mens zoekt houvast in rituelen en hoopt op wonderen. Dit keer zal ik het stadje bezoeken om in volle rust te werken aan een boek over de Bible Belt. Er is de afgelopen tijd meer gezien dan er beschreven kon worden. Eigenlijk wantrouw ik schrijvers die zich terugtrekken uit de wereld. Liever zie ik schrijven als een clandestiene daad aan een te klein bureau. Zoals je ook tussen de bedrijven door kinderen op kunt voeden ‘in liefdevolle verwaarlozing,’ leerde een alleenstaande moeder me laatst althans. Slechts op de belangrijke momenten moet je er zijn, zei ze. 

Dit zal dan ook geen klassiek schrijversdagboek worden. De dagelijkse realiteit zou onnodig vervelen. Schrijven is als de boekhouding doen: de uitkomst telt, de weg ernaartoe is weinig opwekkend. Het romantiseren daarvan is zo negentiende-eeuws. En als er iets is dat deze tijd ons leert, is dat te veel romantiek gevaarlijk is.

Bovendien ben ik te benieuwd naar wat de mensen daar aan zee in Oostende - tussen de bedrijven door - zien, zeggen en doen. De wereld is misschien aan het sterven, maar toch veroudert ze nooit.

Dat is voor een mens net wat anders. Wie opgejaagd leeft en werkt, hollend van opdracht naar opdracht, altijd een koffer schone en vuile was achter zich aanzeult en zo de armoede net een stap voor wil blijven, kan soms wel tot het inzicht komen zijn (liefdes)leven te verwaarlozen en een vermoeide vreemde in zijn eigen bestaan worden. Of zoals Rufus Wainwright eens zong: 

Always travelling
But not in love
Still, I think I'm doing fine

Toch blijft de rijkdom van het huis - met oprit, auto, carport, verzekeringen tot de dood en het stukje daarna in de la, de aandelen, de verjaardagen, iedere dag naar hetzelfde behang kijken, de foto’s in lijstjes - een schrikbeeld. Scharrelend, ad hoc levend, geeft je vrijheid - of de illusie - dat het meeste nog moet beginnen en je ooit je koffer wel helemaal uitpakt, opbergt en een opgeluchte zucht slaakt. Maar voorlopig niet.

Als vrij Europees burger, is het een bijzonder en uitzonderlijk voorrecht om je te kunnen verplaatsen. Zeker als je uit een klein land als Nederland komt waarvan je de grenzen altijd voelt. Niet alleen de landsgrenzen. Het provincialisme viert ook hoogtij door telkens ergens wat van te moeten en willen vinden. Zelden gehinderd door enige vorm van kennis. Of het buiten Nederland beter is, weet ik niet, maar elders heerst soms genade omdat je de mensen niet helemaal verstaat. Zelfs in België.