
Marrit Jellema
Notities vanaf een eiland
Zomer 2025
I
26 juni 2025
Ik hoop deze zomer dingen terug te vinden. Niet dat ik ze echt kwijt ben, ze zijn alleen zo ver weg dat ik niet weet waar ik ze kan vinden. Ik probeer te begrijpen hoe het werkt. Ik vaar continue tegen de stroming in terwijl ik alleen maar wil dobberen. Ik roei en roei tot ik mijn peddel in tweeën wil breken en sta dan stil. Ik kijk om mij heen, stel vragen, begrijp het niet. Ik begrijp hoe het zit, hoe het werkt, wat te doen, maar weerstand. Ik analyseer alles en soms moet je slechts voelen, je brein op pauze zetten, maar hoe dat exact moet vinden ze lastig uit te leggen. Er is geen stappenplan voor, alleen een begin. Stilstand, stilstand zeggen ze.
Ze was zo dichtbij, mijn hele leven, en nu ze er niet meer is, lijkt de leegte logisch, ze is te ver weg om dicht bij me te kunnen houden, om mijn glimlach naar de lucht te geloven. Ik probeer van alles, ik stap op haar fiets, ik ga naar de plaatsen die alleen wij kennen, ik wil naar die plek maar ik ga niet naar die plek. Ik ben bang dat er mensen zwemmen. Dat ik er wil zwemmen. Misschien is het nu eenmaal zo dat nu ze weg is het ophoudt te bestaan maar ik wil niet dat het ophoudt te bestaan. Ik wil een vorm vinden voor deze nieuwe realiteit. Ik weet alleen niet hoe. Ik kijk om mij heen en probeer van alle losse componenten een geheel te maken. De logica te ontdekken. Een oplossing te verzinnen. De oplossing is zo simpel en tegelijkertijd frustrerend moeilijk te realiseren. Ik leg mijn pen neer. Ik zie de golven breken. In mijn hoofd zingt ze zachtjes mijn naam. Ze zwaaide altijd naar me als ik in zee zwom. Ze verloor me nooit uit het oog, hoe oud ik ook was. Ik sta op, veeg het zand van mijn benen. De eerste stap. In beweging.
II
28 juni 2025
Het regende al toen ik wakker werd. Het is nog steeds niet gestopt met regenen. Het is nu tien over drie in de middag. Het is wel harder gaan waaien. Ik heb me eraan overgegeven. Het heeft geen zin om tegen het weer in verzet te gaan. Ik heb het weer niet getrotseerd ook al heb ik een paraplu en een capuchon aan mijn jas. Het regent nu nog maar lichtjes. Nog even en dan ga ik naar buiten. Op de buitenlamp op het terras hebben twee vogeltjes een nestje gebouwd. Het nestje lijkt op het wespennest dat ik op de vliering in mijn huis had, alleen dan een stuk kleiner. Ze vliegen af en aan om het nestje sterker te maken. Af en toe ga ik bij ze kijken. Ze vliegen niet weg als ik vlakbij ze kom. Ze tolereren me, want het nestje is nog leeg en zal leeg blijven zolang ik hier ben. Vanuit het huisje kijk ik uit over de duinen. Links van het terras zie ik een glimp van de zee. Ik wil niet naar huis. Het daalt allemaal langzaam een beetje in, maar het is nog geen pudding. Ik wil dat het pudding wordt. Ik wil naar buiten, ik wil binnenblijven. Ik wil dit schrijven, ik wil niets schrijven. Ik weet ook niet of je mijn woorden moet willen analyseren. Ik ben gewoon een schrijver en ik wil delen wat ik schrijf. Het is ook een makkelijke vorm van contact maken. Ik kan je via hier vertellen wat ik je wil vertellen zonder met je te hoeven praten. Ik zou graag langer willen blijven. Kijken wat de dagen mij brengen. Hoelang het duurt. Of er überhaupt iets gebeurt. Of alles pudding wordt. Eerst maar eens naar buiten. Met de wind meewaaien.
III
28 juni 2025
Dutjes zijn mijn nieuwe favoriete bezigheid. Mijzelf midden op de dag compleet afsluiten van de wereld, mijn brein rust geven en toegeven aan de vermoeidheid. Ik ben moe de laatste tijd. Of nou ja, de laatste tijd, het gaat om een periode van vijf jaar. Het is dan ook niet gek dat ik me op dit moment ongeveer dubbel mijn leeftijd voel. Ik heb nu vakantie. Ik heb nooit helemaal vakantie, wel zoveel mogelijk vakantie. Alles gaat altijd door en toch is er eindelijk ruimte. Ik vertelde hier al eerder over. In opdracht van omroep Human schreef ik voor de spoken word sessies een nieuw stuk dat ik ‘Vertel Het Ze Dan’ heb genoemd. Daarin vertel ik hoe ik me voel en hoe ik me de afgelopen vijf jaar heb gevoeld. Dat is aardig goed gelukt maar toch voelt het alsof ik het wil blijven vertellen. Alsof het nooit helemaal landt. Bij mij niet en dus laat staan bij een ander. Het is wel interessant waar die drang vandaan komt. Als ik psycholoog was zou ik dit stuk handenwrijvend lezen, maar ik ben geen psycholoog en je verkneukelt je niet vaak om je eigen leed.
Ik deed net een dutje in een duinpan. Nooit eerder was het me gelukt om op het strand in slaap te vallen, maar vandaag wel. Alleen mijn lamme arm zorgde ervoor dat ik wakker werd en rozig ging zitten. Nu kijk ik naar de zee. Het is eb. Het water is vanaf hier amper te zien.
Ik ben niet ongelukkig. Ik moet gewoon opnieuw leren ademen. Ik zal het wel terugvinden. Ik ben onderweg. De bloemen zijn er nog, de zon voel ik nog, ik verheug me op wat komt. Alles is er nog.
Altijd in beweging blijven. Ik stapte op de fiets om in het dorp te gaan eten en besloot na tien meter dat het nu echt klaar was met dat fietsen. Huurfietsen zijn martelwerktuigen. Alsof je met twee lekke banden fietst terwijl de bandenspanning bij elke controle prima is. De resterende dagen zou ik gaan lopen. Ik parkeerde de fiets in het dorp en ging op het terras van een nieuw restaurantje zitten. Een pasta keten, niet die van de stations, en ik als imitatie Italiaan moest dat geprobeerd hebben. Olijven (van die kluifdingen), bruschetta en pasta met Italiaanse worst, courgette, olijfjes, Grana Padano en peterselie. Elke hap was zoals eten bedoeld is. De zon scheen lichtjes op mijn gezicht, ik staarde in het niets, glimlachte om de rijke smaak van de olijfolie en was content. Ondertussen had ik praatjes met voorbijgangers die me vroegen of het lekker was (heerlijk en dit moesten ze echt proberen). Ik geloof dat er ondertussen zes reserveringen voor morgenavond staan. De serveerster vroeg me of ik nog wilde plannen had en ik zei ‘gelukkig niet’. Zij ook niet. Misschien ging ze nog naar het Shanty koor kijken dat elke woensdagavond in het koepeltje zong. Ze begonnen om half tien. Mensen die op leeftijd zijn en om half tien nog zin hebben om te zingen in een koepel. Fascinerend. Mijn dag was enerverend genoeg geweest. Ik rekende af, knikte naar mijn fiets en liep met de zon mee terug naar huis. Het was mooi geweest voor vandaag. Ik zette de waterkoker aan en pakte een theezakje. 21:26.
IV
2 juli 2025
De dag strekt zich uitzichtloos voor me uit. Uitzichtloosheid van het goede soort. Soms schrijf ik de woorden achter elkaar op, soms duurt het langer voordat ik de dag woorden kan geven, al is dit ook maar een relatief begrip. Ik heb geen idee hoelang andere schrijvers erover doen om hun gedachten te structureren. De stroming van de zee verandert steeds opnieuw. Geeft zichzelf steeds opnieuw vorm. Ik vind het fijn om naar de zee te kijken en me nietig te voelen. Het strand is nagenoeg leeg en voelt bijna als mijn achtertuin. Een paar mensen in de verte, een vader met een kinderwagen, meeuwen die boven het laatste restje brood cirkelen, de voetstappen achter me. De verandering van de stroming van de zee is op dit tijdstip ook op het land zichtbaar. Als je geen tijd of ruimte hebt om dingen onder ogen te komen dan bestaan ze wel, maar in het schemerdonker. Je kan dan zelf beslissen of je het lampje aan wil doen. Met tijd en ruimte komt bezinning, komen gedachten, komt vroeger, komt wat niet is, komt wat was, geeft angst ruimte, geeft ruimte om te ademen, een nieuwe weg te zoeken, de golven te zien. Glimlachen. Niet weglopen, maar doorlopen.
V
4 juli 2025
Nog twee uren en dan gaat de bus naar de boot. Ik zei toch al dat ik niet meer zou fietsen. Het zand zit ondertussen al in mijn ogen en dus loop ik naar de enige strandtent in de omgeving. Ik sta in de rij omdat ze hier niet aan bediening doen en zie dat ze taart verkopen. Ik ga op mijn tenen staan en zie hoe het meisje achter de bar een grote doos pakt, een stukje cheesecake eruit pakt en op een schoteltje legt. Of er framboos en slagroom bij moet vraagt ze de jongen. Hij knikt. Met een plastic fles drapeert ze een rode substantie over de taart. Niet lachen, zeg ik tegen mijzelf. Niet hardop gaan lachen. Ik gok dat ze maximaal twintig euro hebben betaald voor die doos met gebak en dat er vijftien stukken taart in zo’n doos gaan. Ze verkopen dat stukje voor vijf euro, exclusief slagroom. Vijfenvijftig euro winst. Moet ook wel, mompel ik. De man voor me kijkt even om. Ik kijk weg. Ze hadden dat best zelf kunnen bakken, denk ik. De man neemt zijn bestelling aan. Twee stukjes taart, twee koffie en twee flesjes water, want kraanwater gaf het meisje niet als optie. Ik bestel een cappuccino en spuug dat even later bijna uit op het terras. Niet te zuipen, een waterige substantie, en dat wil ik ze zeggen ook, dat hun koffie niet te zuipen is, maar ik lever het dienblad in en wens ze een fijne dag. Ze moeten vandaag afscheid nemen van iemand. Dat stond op een uitgeprint klein papiertje op de toonbank. Vandaag nemen we afscheid van… en dan de plekken waar dit zou gebeuren en op welke tijdstippen. Vandaag is geen dag om ze te vertellen dat hun koffie niet te zuipen is en dat ze zelf taarten moeten bakken en dat het gevaarlijk is dat ze daar op blote voeten rondlopen en ook geen prettig aangezicht. De vermoedelijke eigenaar staat op een verhoging en tuurt naar het gras aan de achterkant van de strandtent. We kijken allemaal naar hem, ik vooral omdat het lijkt alsof hij zonder schaamte aan het plassen is, maar als ik dichterbij kom heeft hij zijn broek gewoon aan en blijft hij kijken naar het gras. Hij is helemaal in gedachten verzonken. Gaat op zijn hurken zitten. Gooi die strandtent dicht en ga afscheid nemen van de man op het uitgeprinte papiertje, wil ik tegen hem zeggen, maar ik zwijg wederom. Als ik halverwege de weg naar boven ben kijk ik om. Hij is verdwenen.
Ik vraag me af of ik iets mee naar huis neem. Iets in mijn hoofd bedoel ik dan, of iets van een gevoel. Ik vind het irritant dat ik mijzelf dat afvraag want niet alles hoeft altijd iets te doen. Toch ben ik ook opgelucht om te merken dat deze korte tijd hier wel iets heeft gedaan. Iets heeft aangeraakt. Niets hoeven, helemaal niets. Uitzichtloosheid van het goede soort. Het is hoe ik deze zomer zie. Niets hoeven en dat er dan juist van alles gebeurt. Eindelijk.